Over de laatste Keizer en de geschiedenis van Ethiopië
Hugo Kaagman, Bres 128, februari/maart 1988
Het luisteren naar reggae-muziek confronteert ons vaak met een historisch
persoon van wie bijna niemand iets weten wil. Het beeld van Keizer HAlLE SELASSlE
I is voorgoed verstoord door een film montagetruc, die zijn ondergang werd. De
Engelsman J. DlMBLEDY monteerde beelden door elkaar van hongerende
vluchtelingen en een rijke monarch die zijn leeuwen voedt. De wereld sprak er
schande van en keek besluiteloos toe hoe de militairen de macht grepen. Sindsdien
zien we, verspreid over de westerse wereld, het Rastageloof opduiken; HUGO
KAAGMAN graaft met ons in de historie om de achtergronden ervan op te sporen.
Het door Rusland gesteun de Ethiopië verschilt weinig van het oude, behalve dat
de leider kolonel MENGISTU HAILE MARIAM niet meer 'door God' maar door Marx
'gezonden is'. De boeren hebben nu weliswaar meer land, maar de hulpverlenende
rol van de Kerk is uitgespeeld, de collectieve landbouw mislukt en meer dan ooit
wordt het land geteisterd door droogte en hongersnood. Wat ze nu missen is de
mythe die het land gedurende 3000 jaar bij elkaar heeft gehouden en die tevens
de sleutel is van het Rasta-geloof: Keizer Haile Selassie I, Koning der Koningen,
zegevierende Leeuw uit de Stam van Juda, Uitverkorene Gods, Verdediger van het
Geloof. Een aristocratische dictator en een verlicht despoot. Hij was de man die in
een authentiek middeleeuws rijk naar de moderne tijd moest leiden. Geen enkel
Afrikaans land heeft een ideaal bestuur volgens westerse begrippen. Steeds zijn
meningen hierover beïnvloed door vooroordelen en propaganda. Natuurlijk zijn
feodale structuren niet te verdedigen, maar nu Ethiopië, ondanks de revolutie,
voornamelijk geassocieerd wordt met onderdrukking, honger en hulpeloosheid is
het wel tijd om een traditioneel leider de erkenning te geven die hij verdient.
Koningin van Sheba
Als koninkrijk ontstond Ethiopië 1000 jaar v.C., na een immigratiegolf vanuit
Jemen. Er werden tempels, monolieten en stuwdammen gebouwd. Reeds 500 jaar
v .C. was er een vorst die de titel Negus Negesti (Koning der Koningen) aannam,
welke titel tot en met Haile Selassie door de vorsten gedragen werd. De hoofdstad
werd Axum en deze stond onder invloed van de Egyptische beschaving. In het
gebied tussen Egypte en het Ethiopisch hoogland ontstond de staat Meroë. Zijn
vorsten hebben hun heerschappij tijdelijk zelfs over heel Egypte uitgebreid, waar zij
de 25ste of Ethiopische dynastie vormden.
Aangenomen wordt dat Axum zo'n 300 jaar n.C. onder Koning EZANA christelijk
werd. De Ethiopiërs zelf leggen hun historische verbinding echter ten tijde van
Koning SALOMO. Ze baseren zich op de legende van de Koningin van Sheba. Zo'n
950 jaar v .C. was de wijsheid van Koning Salomo en de roem van zijn tempel tot in
Ethiopië doorgedrongen, waar Koningin MAKEDA ofte wel de Koningin van Sheba
heerste. Zij vertrok met een karavaan, beladen met kostbare geschenken, naar
Jeruzalem. Zij verbleef daar maandenlang en deed afstand van haar voorvaderlijke
verering van zon, maan en sterren en ging over tot het geloof in de God van Israël.
Na zes maanden besloot ze terug te keren. Salomo echter begeerde kinderen van
zulk een uitnemende, wijze en mooie vorstin. Zij wees echter al zijn verlangens af,
doch beloofde de koning ter wille te zijn indien zij zich iets van hem mocht
toeëigenen. De vorst nodigde haar daarop aan een
schitterende maaltijd, waarbij hij de spijzen krachtig
had laten kruiden, zodat Makeda 's nachts gekweld
werd door een ondraaglijke dorst. Zij verliet haar bed
en nam een slok water uit een opzettelijk bij de hand
gezette karaf. De koning kwam onmiddellijk te
voorschijn en hield de koningin aan haar woord. Op
haar tegenwerping dat haar belofte zeker niet voor
water kon gelden, antwoordde de vorst dat niets op
aarde kostbaarder was dan water. En hij kreeg zijn
zin. In zijn slaap droomde hij daarop, dat de zon het
land van Juda verlichtte en daarna naar het land van
Ethiopië verdween. Een tweede maal verscheen de
zon boven Judea, maar de Joden poogden de zon te vernietigen, waarop zij voor de
tweede maal naar Ethiopië verdween. De volgende dag schonk Salomo de koningin
een ring en zei: 'Indien gij een zoon mocht ontvangen, geef hem dan deze ring en
stuur hem naar mij.' De Koningin keerde naar haar land terug en baarde een zoon,
die zij MENELIK noemde. Toen hij volwassen was, wenste hij zijn vader te
bezoeken.
Menelik reisde naar Jeruzalem. Salomo wilde zijn eerstgeboren zoon niet meer
laten gaan en probeerde hem over te halen zijn opvolger te worden. Menelik
weigerde. Daarop zalfde Salomo hem met heilige olie, bestemd voor koningen,
noemde hem DAVID en vaardigde een wet uit, dat voortaan zijn mannelijke
nageslacht in Ethiopië zou regeren. Overeenkomstig de wens van zijn moeder
verzocht Menelik om een stuk franje van het doek, dat de Ark des Verbonds
bedekte, opdat de Ethiopiërs het zouden kunnen vereren. Salomo beloofde zijn
verzoek in te willigen. Rovendien liet hij zijn raden en officieren ontbieden en sprak
tot hen: 'Ik zend mijn eerstgeboren zoon terug om Ethiopië te regeren. Zendt allen
uw eerstgeboren zoon om hem te begeleiden en hem in de regering als raden en
bestuurders bij te staan. Zij gehoorzaamden aan 's Konings wens. Deze zoons
hadden echter weinig lust hun vaderland te verlaten en beschimpten heimelijk
Menelik. Hun grootste bezwaar was echter, dat zij afscheid zouden moeten nemen
van de Ark des Verbonds. De zoon van de hogepriester bedacht een plan en deelde
dit onder geheimhouding aan de anderen mee. Hij zamelde geld in en liet een kist
bouwen met dezelfde maten als die van de Ark. In de nacht voor hun vertrek begaf
hij zich daarmee naar de tempel. De engel Michaël opende voor hem de deuren
van het Heilige der Heiligen, verruilde de kist voor de Ark en dekte hem met
doeken toe, zodat niemand het bemerkte. Ook nam hij de stenen tafelen der wet
met de tien geboden, die Mozes op de berg Sinaï van God had ontvangen. De
volgende dag vertrokken Menelik en zestig Joodse jongelingen in een lange rij
wagens naar Ethiopië.
Op onverklaarbare wijze werden de
wagens een el van de grond gelicht en
vlogen als adelaars voort, zodat zij in
één dag een afstand van dertien
dagreizen aflegden. Toen zij het
Ethiopische grondgebied bereikt
hadden, deelden de jongelieden
Menelik mee, dat zij de Ark met zich
hadden meegevoerd. Menelik was
vervuld van blijdschap en danste rond
de Ark. Menelik aanvaardde de regering
en de zoons van de ede len uit Israël
werden aangesteld als hoge raden en bestuurders. Toen Menelik Israël had
verlaten was Salomo bedroefd. Hij deelde de hogepriester de droom mee en werd
van vrees vervuld. Ze ontdekten de vermissing van de Ark en zetten meteen de
achtervolging in. In Egypte bleek welk een voorsprong Menelik had en Salomo
begreep toen dat van inhalen geen sprake kon zijn en weeklaagde jammerlijk. Hij
troostte zich echter met de gedachte dat de Ark niet in handen van een
vreemdeling, maar in die van zijn eigen eerstgeboren zoon gevallen was. Hij legde
al zijn raden en officieren een eed van geheimhouding op zodat niemand van het
volk van Israël zou vermoeden dat de Ark verloren gegaan was.
De officiële vorm van deze legende is vastgelegd in de 14e eeuw in de Kebra
Negest, (de Glorie der Koningen) en is terug te vinden in de Bijbel (Koningen 1,
10). Eeuwenlang geloofde iedere Ethiopiër dat de Ark des Verbonds zich bevond in
de kathedraal van Axum, dat het koningshuis afstamde van Salomo en dat de
hofedelen en erfelijke priesterkaste van Israëlitische oorsprong waren. Helaas zijn
deze kostbare heiligdommen verloren gegaan bij de inval van de Mahdisten in
1889, hoewelook nu het mysterie blijft bestaan van een geheime bewaarplaats.
De Joodse invloed kan ook toegeschreven worden aan de diaspora (70 n.C.). De
eerste drie eeuwen n.C. breidde het koninkrijk van Axum zich naar alle kanten uit.
Zelfs staken de Axumers de Rode Zee over en veroverden Jemen, het land hunner
afkomst, tijdelijk. Onder Koning EZANA in de vierde eeuw leidde het christendom
tot een geïnspireerde tijd. Er werden tal van paleizen en kloosters gebouwd, o.a.
het befaamde en nog steeds bewoonde bergklooster van Debre Damo in Tigré dat
slechts met behulp van touwladders bereikt kan worden.
Turken, Portugezen, Jezuïeten
De zevende eeuw bracht een keerpunt. Door
de prediking van de profeet MOHAMMED werd
Arabië voor het eerst tot een religieus-politieke
eenheid, en onderwierp het verdeelde
Byzantijnse en Perzische rijk. In 636 werden
Palestina en Syrië veroverd en langzamerhand
werd Egypte geïslamiseerd, waardoor Ethiopië
in een isolement raakte. De hoofdstad werd
verlegd naar het zuiden, van Axum naar
Gondar. De groei van de Ethiopische kerkstaat
ging niet zonder schokken. In 920 maakten de
Joden zich onder vorstin JUDITH meester van
de macht doch yerloren deze weer aan de
zogenaamde Zagwe-dynastie. De bekendste onder deze voor het christendom
ijverende vorsten was LALIBELA (1190-1225), de bouwer van grootse, in rots
uitgehakte monolithische kerken. In 1260 werd de dynastie der Solomoniden
hersteldonder JEKOENO AMLAK. Het was AMDA SYON ( 1314-1344) die de
islamitische invloed uit het noorden tot staan bracht, volgens overlevering door te
dreigen de loop van de Nijl te verleggen.
Amda Syon regeerde over een conglomeraat van
rijkjes, waarvan de vorsten zijn vazallen waren. Hij
was Ietterlijk de Koning der Koningen van Ethiopië
en in feite de stichter van het Ethiopisch rijk,
waarover Haile Selassie in dezelfde vorm
regeerde. In dit rijk had de Koning geen vaste
hoofdstad, maar werd gekroond in Axum waarna
hij een afwisselend verblijf hield in tenten, in de
verschillende provincies. De Salomonische
dynastie bereikte het hoogtepunt van haar macht
onder de lange regering van ZARAJACOB (1414-
1468). Hij consolideerde de uitbreidingen en
bouwde vele kerken, schonk kloosters goederen
en moedigde de beoefening van kunst en literatuur aan. Het was deze koning die
zich liet vertegenwoordigen op het concilie van Florence (1440), waarmee hij de
Europeanen attent maakte op het bestaan van zijn land. In die tijd waren de
Europeanen beducht voor de groeiende macht der Turken, die reeds Egypte, Syrië
en Klein-Azië hadden veroverd.