Portugal, dat het meest geïnteresseerd was in een bondgenoot in het Oosten, zond twee afgezanten naar Ethiopië. Eén van hen stierf onderweg en de ander werd vriendelijk ontvangen door Negus ESKANDER. Door zijn bekwaamheid en kennis bracht hij het tot een hoge positie aan het Ethiopische hof, zonder echter toestemming te krijgen om naar Portugal terug te keren. Wel mocht hij brieven schrijven. Toen de Turken zich aan de Ethiopische kust begonnen te vestigen werd door de Negus een boodschapper naar Portugal gestuurd met het verzoek om hulp. Daarbij werd voorgesteld dat de Ethiopiërs de opperheerschappij van de Paus zouden erkennen. De beraadslagingen en voorbereidingen in Portugal duurden tien jaar en toen het Portugese gezantschap eindelijk, in 1520, de Negus bereikte, was het gevaar van de Turkse indringers tijdelijk verminderd. De Negus bleek tamelijk onverschillig te staan tegenover de komst van de Portugezen en toonde alleen belangstelling voor de meegebrachte geschenken. Het gezantschap trof de eerste gezant nog in leven en bovendien zeventien andere Europeanen aan het hof van de Negus aan, onder wie Spanjaarden, Genuezen, Grieken, een Bask en een Duitser, van wie verder overigens niets bekend is geworden. De Portugezen waren teleurgesteld.    In 1527 liet de Negus hen vertrekken. Dit getuigde van zijn goede gezindheid, daar de Ethiopiërs zelden vreemdelingen in hun land toelieten, maar indien zij er eenmaal waren, hen nooit toestonden het weer te verlaten. Twee leden van het gezantschap, een schilder en een arts, moesten echter blijven. De Negus had spoedig alle reden zijn onverschilligheid te betreuren, want nauwelijks waren de Portugezen weg of Ethiopië werd getroffen door een reeks rampen, die het land aan de rand van de afgrond brachten. Tussen 1528 en 1540 deden de legers van aangrenzende islamitische staten, die bevreesd waren voor een bondgenootschap tussen Portugal en Ethiopië, herhaaldelijk invallen in het land. Als een Afrikaanse Attila raasde ACHMED GRAGNE ('de linkshandige') door het land met gebruikmaking van modern wapentuig. De Ethiopiërs stonden machteloos met hun speren, bijlen, pijlen en zwaarden. Gragne maakte zich door verraad meester van de onneembaar geachte vesting Amba Geshen, verblijfplaats voor de mannelijke verwanten van het vorstenhuis, waar de opgestapelde rijksschatten, door generaties van koningen samengebracht, hem in handen vielen.  Kerken en kloosters die waardevolle manuscripten herbergden werden geplunderd en in brand gestoken door de moslims en de Negus  zelf werd tot in de verste uithoeken van zijn land achtervolgd. In uiterste nood zond hij de Portugese arts terug naar zijn land, wederom met het verzoek om hulp. De Portugese koning zond na enige aarzeling 400 goedbewapende soldaten naar Ethiopië, waar zij in 1542 met behulp van de Negus hun grote vijand Gragne konden verslaan.    Opnieuw kwamen de Ethiopiërs hun afspraak niet na om zich te onderwerpen aan de Paus en het rooms-katholieke geloof te aanvaarden. De Paus besloot hierop de missie op te dragen aan de jezuïeten, die in 1558 arriveerden en probeerden buiten het hof om de bevolking te be-keren. Om Portugal te vriend te houden liet Koning CLAUDIUS dit toe, tot groot ongenoegen van de Ethiopische clerus.   Begin 17de eeuw werd hun invloed het grootst onder PETRUS PAËZ, die niet alleen priester , maar ook bouwmeester was. Toen de Negus onder de indruk was van zijn bekwaamheden werd hij aan het hof aangesteld, waar hij zelfs de Negus voor het rooms-katholieke geloof wist te winnen. Talrijke paleizen en bruggen verrezen door het hele land, waaronder de geweldige koningsburcht in de oude hoofdstad Gondar. Na 21 jaar in Ethiopië gewerkt te hebben stierf Paëz; hij werd opgevolgd door MENDEZ, die reeds in Lissabon tot patriarch van de Ethiopische Kerk was gewijd. Deze Mendez probeerde ingrijpende hervormingen door te voeren, maar zijn aankomst viel samen met een verschrikkelijke sprinkhanenplaag, wat hem bij de bevolking zeer verdacht maakte. Het verzet van de clerus en de bevolking werd zo hevig dat Negus SOESENYOS (1607-1632) de hervormingen terugschroefde en de regering overdroeg aan zijn zoon FASILIDES, waarna hij stierf. Fasilides (1632-1667) wees na aandringen van de Ethiopische Kerk alle jezuïeten het land uit. Opnieuw raakte Ethiopië in een isolement. 
Keizer Theodorus       Na 1700 was het rijk hopeloos verdeeld en machteloos. Tussen 1775 en 1835 hebben niet minder dan 23 koningen de Ethiopische troon bezet. Rond 1850 maakte, na een serie wonderlijke lotgevallen, RAS KASSA zich meester van de macht. Als Keizer nam hij de naam THEODORUS aan, omdat hij zichzelf geroepen achtte de oude Ethiopische legende te verwezenlijken, dat een koning van die naam de islam uit het land zou drijven, Jeruzalem zou veroveren en de troon van Salomo zou bezetten.   Zijn geschiedenis is vooral bekend geworden door zijn twee Engelse vrienden PLOWDEN en BELL. De eerste was als consul naar het land gezonden. Toen Plowden om gezondheidsredennen naar Engeland wilde terugkeren, werd hij onderweg vermoord. Theodorus spoorde de schuldigen op en liet 2000 man ombrengen. Hierover berichtte hij uitvoerig aan de Britse regering, die boos reageerde. Niettegenstaande de gewelddaden die Theodorus beging, kan men hem als een moderne vorst beschouwen. Hij had een hervormingsprogramma opgesteld, waarin hij door zijn Engelse vrienden was geadviseerd. Het omvatte een versterking van het centrale gezag door de macht van de onderkoningen ('Ras': Hertog) te breken. De provincies wilde hij in kleinere districten verdelen die bestuurd moesten worden door ambtenaren die door de Keizer benoemd en bezoldigd werden. De macht van de moslims en Oromo's (Galla's) wilde hij doorbreken door bekering of uitdrijving. Van verwezenlijking is echter niets terechtgekomen door botsingen met de grote erfelijke provinciehoofden en de clerus, die hun macht en bezit niet wilden laten beperken.    In 1862 zond Engeland een nieuwe consul. Theodorus stelde voor, ook de delegatie in Londen te vestigen en vroeg de Engelse Koningin VICTORIA om wapens. Hij was beducht voor de Fransen die zijn verzoek om wapens hadden afgeslagen en zelfs zijn tegenstander in Tigré hadden gesteund. De Engelsen negeerden zijn verzoek en Theodorus voelde zich zo in de steek gelaten, dat hij de verschillende Engelse gezanten liet opsluiten om een leverantie af te dwingen.   In 1867 zond Engeland een gewapende expeditie om zijn onderdanen te ontzetten. Dit leger deed er, door de onherbergzaamheid van het landschap, bijna een jaar over om 'fan de kust naar de hoofdstad te komen. Na enige aanvallen op de expeditie, die door de met vuurwapens bewapende Britten met gemak werden afgeslagen, trok Theodorus zich terug in de bergvesting Magdala, waar ook zijn gevangenen waren opgesloten en hij pleegde daar zelf­moord. Het tragische einde van een begaafd man, die noch in zijn hervormingen, noch in zijn omgang met mensen enige matiging wist te betrachten en daardoor niets bereikte.  Keizer Johannus       Engeland maakte geen gebruik van de aanwezigheid van het leger en trok zich terug, het land overlatend aan een nieuwe inwendige  strijd om het keizerschap. Na vier jaar werd die gewonnen door de Ras van Tigré met behulp van vuurwapens die het Britse leger hem had geschonken, omdat hij in de strijd tegen Theodorus neutraal gebleven was. In 1872 werd hij in Axum, onder de naam JOHANNUS IV, Koning van Zion, tot Keizer gekroond.   Onmiddellijk kreeg hij te maken met een oprukkend islamitisch leger, dat reeds de Soedan had veroverd. Nauwelijks had hij de aanvallen afgeslagen en vrede gesloten of nieuwe vijanden verschenen aan de horizon. Na de aanleg van het Suezkanaal was de Rode Zee van een doodlopend slop tot verkeershoofdweg geworden en er ontstond een wedloop van Europese mogendheden. Behalve Engeland en Frankrijk was ook Italië geïnteresseerd. Dit land begon met de bescherming van havenplaatsen en annexatie van de kuststrook, gevolgd door het bouwen van militaire posten in het binnenland.   De Italianen knoopten connecties aan met MENELIK II, de troonopvolger, die zich niet om de Keizer bekommerde en zijn gebied in het zuiden uitbreidde. Zij beloofden hem in 1887 geld, wapens en erkenning als Koning der Koningen, indien hij Eritrea als Italiaans grondgebied zou willen erkennen. De Italianen hadden al een stuk van Somaliland bezet en drongen, vermomd als wetenschappelijke expeditie, het binnenland in. Bij Harar werden ze echter volledig verslagen door de daar nog steeds heersende mohammedaanse Emir. Menelik II wierp zich op om de moord op deze expeditie te wreken en maakte zich meester van Harar, waarna het hele gebied, inclusief de Ogaden-woestijn, bij Ethiopië werd ingelijfd. Ras MAKONNEN werd er als stadhouder aangesteld.    Ondertussen had Johannus het druk met de Mahdisten (een opstand in Soedan onder leiding van Mohammed Achmed, die zich opvolger van de Profeet noemde), die vanuit Egypte met een leger van 60 000 man Ethiopië binnenvielen en Axum en Gondar plunderden. Uiteindelijk lukte het Johannus terug te slaan, maar het kostte hem wel het leven, waarna Menelik II zijn aangewezen opvolger was. 
Conquering Lion Rub-a-Dub Style